Het was vrijwel windstil, zodat de bedwelmende, zoete geur van de bloemen haar omringde als wierook in een kapel. Deze herfst was haar boom nog mooier dan anders. Ze was klein en had een keukentrap nodig om bovenin haar boom de verdorde engelentrompetten af te snijden. De bloemen waren wel dertig centimeter lang en hingen roerloos tussen de fluwelen bladeren. Als perfecte danseressen die ongeduldig wachtten achter de coulissen, dacht Christina. Hoe lang was het geleden dat zij zelf had gedanst? Teder streelde ze de bloem tot aan de krullende rand. Schitterende flamencojurken in adembenemend geel en maagdelijk wit. Ze ademde de geur in tot het haar duizelde en keek tussen de bladeren door naar de lucht. Boven de boerderij waren de wolken rood als de slotscène van een Disneyfilm. In het hok aan één van de schuren pikten de duivinnen koerend in hun voer.
Eten en wachten tot de doffers terugkwamen. Dat eeuwige wachten was de vloek van iedere vrouw. En elke avond staarde ze naar de lucht, maar de tijd stond stil en de wolken bleven leeg. ‘Maldição…’ vloekten haar lippen geluidloos. Ze spoog op de grond tussen de verwelkte bloemen. Toen stak ze een sigaret op en keek de rook na tot de sterren boven de boerderij verschenen. Zou hij diezelfde sterren zien, dacht Christina, waar hij nu ook was?
Autohof Lauenau
‘Just wait… okay?’ De Roemeen boog zich zwetend over de pannen. Spek, worsten en uien natuurlijk. ‘Taste-just like ze home…’ zei de man met een zwaar accent terwijl hij twee potten ingemaakte paprika in de pan leeg schudde. ‘This ies called letscho. And dies you call…rassol?’ Hij gebaarde vragend naar de augurken die hij met een zakmes in stukken sneed. Jan haalde zijn schouders op. Wat maakt het uit hoe een augurk heet in het Fries, het blijft een augurk. Jan pakte twee flessen bier uit zijn blauw-witte koelbox. Hij vond een plastic aansteker in zijn zak en wipte de dop eraf. Snel likte hij het schuim van zijn vingers en gaf de fles zwijgend aan de Roemeen. De flessen raakten elkaar en ze proostten in het Russisch. Jan leunde achterover en keek naar de lucht waar de rook van kleine barbecues en diesel onleesbare boodschappen schreef.
Lange schaduwen schoven over het asfalt. Olie in een plas water toverde een onverwachte regenboog die pas brak toen een truck voorbij rolde. Vrachtwagens zochten hun plek in het steeds veranderende labyrint van de parkeerplaats. Autohof Lauenau: de avond viel snel en koud. Even gevangen in het felle licht van de koplampen, leken de reizigers reuzen, geprojecteerd op het zeildoek van hun trucks. Sigaretten gloeiden als dwaallichten in het donker van het doolhof. Het was geen hoger doel dat Jan en de Roemeen hier samenbracht. Zoals iedereen hier deelden ze een moment in een reis zonder bestemming. Honderdvijfendertig trucks uit twintig verschillende landen die op het ritme van hun tachograaf door een grenzeloos Europa trokken. ‘Home is where the heart is.’ Een bordje dat thuis in de keuken hing. Misschien was het wel waar. Want zijn huis was nooit meer geweest dan een onderdak. Misschien had hij zijn hart wel verloren aan deze oceaan van asfalt. Aan het eeuwig en onrustig reizen. Aan deze havens waar de nomaden kookten op gasstelletjes tussen Dunlops en Continental. All weather. Altijd onderweg. Net zo lang, tot thuis niet meer is dan de geur van de soep die je deelt met een naamloze reisgenoot. ‘Soljanka!’ gromde de Roemeen tevreden smakkend. Paprika en paddenstoelen, augurken en varkensvlees. Het zoet en het zuur van het ontwortelde bestaan. Truckers zijn geen praters. Zwijgend knikte Jan toen de Roemeen een scheut wodka in zijn soep goot en lachte: ‘Just like ze home, yes?’
‘Da,’ loog Jan.
Een melkwitte duif vloog tussen de trucks door, zijn vleugels fluitend in zijn verdwaalde vlucht tussen de vrachtwagens door. Jan keek hem met een kennersblik na. Een mooie doffer, maar als hij zo laag vloog zou hij nooit op tijd thuis komen. Hij had van zijn vader geleerd dat een echte kampioen altijd honger heeft als hij vliegt. In het hok in Friesland zaten nog drie afstammelingen van Lucky White, de doffer die zijn vader in de laatste wedstrijd voor zijn dood onsterfelijk had gemaakt. Bij wijze van spreken dan. Van zijn vaders 36 duiven waren er nog maar weinig over. Een buurman nam de doffers soms mee bij een wedstrijd om in beweging te blijven. Soms droomde Jan dat hij de rust zou vinden om weer te gaan ‘spelen’ met zijn duiven. Fokken, trainen en weer wedstrijden vliegen… De gedachte verdween in het eindeloos zingende asfalt van de A2. Een monotone fado, gecomponeerd door duizenden rubberbanden. Christina had die onrust nooit begrepen. En hij had niet geprobeerd het uit te leggen. Hij haalde zijn schouders op en deed zijn klompen aan. Wat maakt het uit? Liefde is in het Fries precies hetzelfde als in het Portugees of in het Pools. Het was genoeg te weten dat Christina op de boerderij voor zijn duiven zorgde en op hem wachtte. Hoe lang dat wachten ook duurde.
Jan had geen heimwee. Nooit. Zelfs niet toen de deur van de camper open ging. Haar grote borsten werden rood verlicht. ‘Just like ze home.’ lachte ze met een Pools accent. Toen doofden de knipperende letters ‘OPEN’ voor de voorruit en werd het nacht.
Home is where the heart is
‘Esperar, altijd wachten!’ schold Christina en ze klom de keukentrap op. De rook van haar sigaret prikte in haar ogen terwijl ze de lucht afspeurde. Onrustig koerden Jans duiven, al de hele week. Vandaag of morgen zouden zijn verdoemde duiven terugkomen. En Jan ook, beloofde ze zichzelf. De duiven pikten in hun veren alsof ze zichzelf gerust wilden stellen. Haar mes vond als vanzelf de verdorde kelken. Zij deden haar denken aan haar trouwjurk die ze droeg in het kerkje van Dokkum. Van de dienst had ze geen woord verstaan. Ze zuchtte toen ze zich de nachten in Mouraria herinnerde. Dansen in de armoedige buitenwijk van Lissabon waar ze Jan had ontmoet. Bijna twee meter lang was hij en stil als dit land waar hij geboren was. Het was liefde op het eerste gezicht, plotseling en hevig als een hartinfarct. En ze geloofde dat ze hem zou leren dansen, die stijve Hollander. Haar hart zou hem verwarmen, leiden en hij zou volgen… Maar steeds opnieuw verdween hij en liet haar achter met zijn duiven.
Haar gedachten werden onderbroken door het geluid van een enkele duif. De anderen hadden de reis niet overleefd, begreep ze onmiddellijk. Dagen te laat landde de doffer tussen de verdorde bloemen en pikte lusteloos tussen de tegels. Ze nam de vogel voorzichtig in haar handen, even wiekte hij onrustig. Veren streelden haar wangen en ogen. Nu was hij eindelijk thuis en mocht hij eten. Voorzichtig liep ze naar binnen waar het koel was. Zacht streelde ze de stoffige veren. Ze doopte haar vinger in een kommetje water en hielp het beestje drinken. Ze danste met de duif, troostte hem in het Portugees en voelde het hart van het beestje wild kloppen onder het zachte dons van zijn borst. Toen knielde ze op de tegels en vouwde haar handen alsof ze bad. Ze kneep niet, dat was niet nodig. Een groot hart vol liefde en haar twee tedere handen waren genoeg. Het duurde maar even, een paar seconden maar. Toen voelde ze het hartje niet meer en rustte de kop van de doffer op haar wijsvinger, starend naar een bordje dat boven de keukendeur hing.
De duivinnen lieten zich gemakkelijk hun hok uit lokken met een handje voer. Postduiven zijn topsporters. Zeker marathonduiven en dagfondduiven die wel 1000 kilometer vliegen of meer. Wat overbleef waren een paar donkerrode karkasjes die net op een eetlepel pasten. Neuriënd maakte ze het aanrecht schoon. Een glas water per duif. Dan uien uit de moestuin, donkerbruin gebakken met wat honing. Wortel natuurlijk, wat prei, jeneverbes en andere kruiden. Bouillon: dit recept was zo eenvoudig, dat het overal ter wereld hetzelfde moest zijn. Christina bakte het vroege eekhoorntjesbrood dat ze had gevonden onder de eiken voor het huis samen met wat port. Vier uur gaarde de bouillon van kampioenen. Maar soms is koken niet genoeg om je man thuis te houden, had haar moeder voorspeld. En daarom roerde ze onderwijl in de theepot waarin vier van haar verwelkte feeën een trage rondedans deden. Ze keek naar de lucht die nog leger leek dan gisteren, naar de bloemen die als doodstille danseressen in haar boom hingen. Zij noemde haar Engelentrompet fluisterend dievenboeket en wist dat de lijfarts van Napoleon, Brugmansia, de werking van de bloemen had ontdekt. In haar familie was al eeuwen bekend dat een paar druppels van het extract volstaan om een man zo mak te maken als een bejaarde herdershond. Christina dacht aan haar vader: een paar druppels waren genoeg om die rusteloze zeeman te veranderen in een ‘zombie’. Een huisvader zonder herinneringen aan de zee.
Een rilling van opwinding gleed langs haar ruggengraat. En als vanzelf danste ze door de keuken. Een fado vol verlangen naar haar man, ver weg op op zee. Saudade. Dit was thuis. Het wachten waard: een kaars, wat wijn en geurige bouillon. De koelte van de avond in de keuken en de stilte buiten in het duivenhok. Ze vouwde haar handen in haar schoot en glimlachte: ze zou hem nooit meer laten gaan. Plotseling stond ze op om de bouillon in de borden te schenken. Ze schikte de gebakken hartjes met wat paddenstoelen in de diepe borden nog vóór ze de zware banden op het erf hoorde. Eén bord bouillon met een borrelglaasje met jenever en de bloemen. Boerenbont met een barst. Jan Jacob was thuis, voor altijd thuis.
Dit verhaal is eerder verschenen in Bouillon! Het gastronomisch magazine in boekvorm.