aflevering 2/18: kennismaken
De nennie deel II, Mevrouw Anka Owcharka – aflevering 2/18 (288 downloads)Het kostte de dame van de gemeente maar een paar dagen om iemand te vinden die voor ons zou zorgen als Geert weer eens ergens insecten ging vangen. Het werd een kleine, zenuwachtige dame met de onuitsprekelijke naam Anka Owcharka.
Onmiddelijk werd het hele huis vol gebouwd met enorme stapels dozen. Ze legde uit dat de dozen bedoeld waren voor de kinderen in Kaukasus. Tot diep in de nacht hoorde ik de nennie met haar dozen slepen, slapen deed ze niet. Verder merkte je eigenlijk niet veel vreemds aan haar. Tót Geert naar een krekelconventie in het Springfield moest. Hij was nog maar nauwelijks de deur uit of mevrouw Anka veranderde in een heel enge nennie.
De dodelijke straal
Het begon op een zaterdagmorgen, de dag nadat Geert vertrokken was. Ik was in de badkamer bezig met een extra grote looping voor mijn knikkerbaan.
‘Ga aan de kant!’ hoorde ik Sophi vanuit de woonkamer schreeuwen. ‘Ga aan de kant, hoor je me?’
Ik zat op mijn hurken naast de wasmachine en rolde de knikker peinzend over de tegels heen en weer. Sophi is in veel opzichten heel anders dan andere kinderen. Soms lijkt het wel of ze ruzie en vechtpartijen om zich heen nodig heeft, zoals vissen schoon water nodig hebben.
‘Aran! Ik maak haar nú dood, kom je kijken?’ gilde Sophi. ‘Neem je camera mee…’
De knikker rolde onder de wasmachine en rustig liep ik naar beneden. Sophi zat op haar knieën op de bank. Haar gezicht was rood en ze gooide iets naar mevrouw Owcharka die wijdbeens voor de televisie stond.
‘Aan de kant kreng!’ schreeuwde Sophi. ‘Het kan me niet schelen of de kinderen in Kaukasieland geen televisie hebben!’
Ze graaide achter zich en gooide een verzameling stenen hondjes naar de nieuwe nennie.
‘Ze zegt dat ik geen televisie meer mag kijken!’ Pats! ‘Zij zegt dat tv kijken gevaarlijk is.’ Bats! Een teckel spatte uit elkaar tegen de muur, nog geen meter naast mevrouw Anka’s hoofd.
‘En ze wil dat jij haar helpt om de televisie weg te halen. Als je dat doet maak jou ook dood!’
Ik moest bukken om niet geraakt te worden door een vuistgroot beeldje van een Sint Bernhard.
‘Ik wil mijn tv terug, Russische dwerghamster!’ Beng! Een droevig kijkende dalmatiër raakte de lamp en brak zijn poten.
‘Nou is het genoeg jongedame!’ piepte mevrouw Owcharka. Ze stampvoette erbij en ze leek echt even op een heel kwade hamster. Sophi hield verbaasd haar mond. Een klein beeldje van een mopshond viel uit haar hand.
‘Sophi Anapeter, gedraag je als een dame en blijf zitten waar je zit! Aran, ga naast je zusje zitten, ik ben heel erg geschrokken!’
Ik zag Sophi al zoeken naar nieuwe munitie maar ze was door haar honden heen.
‘Ik ben erachter gekomen dat jullie allebei veel teveel tv kijken. Vooral Sophi kijkt soms meer dan zes uur tekenfilmpjes achter elkaar,’ zei Anka zacht.
‘Waar slaat dat nou weer op. Ik was een heel leerzaam programma aan het kijken.’ Sophi probeerde tussen de benen van het muizige mevrouwtje de tekenfilm te zien.
‘Luister nou Sophi lieverd, het is voor je eigen bestwil. Luister je? Veel van jouw problemen met volwassenen komen door je hersens.’
‘Huh?’
‘Sophi, weet je wat er gebeurt als je zoveel tv kijkt? Je snapt de regels niet meer, je gaat met andere kinderen vechten en maakt alleen maar ruzie met volwassenen. Je kunt zelfs dood gaan aan tv-kijken!’
‘Vast wel ja…’ zei Sophi.
Ze deed een stap naar voren en tikte op het hoofd van mijn zusje. ‘Hoe denk je dat al die tv-plaatjes in je koppie komen, lieverd?’
‘Via je netvlies en je oogzenuwen,’ wist ik.
‘Bijna, Aran. Natuurlijk komt dit filmpje via je ogen in je hersens. Maar als je zo slim bent, vertel dan eens waar alle andere zenders nu zijn? Waar zijn de filmpjes die je niet ziet?’
‘Weet ik veel? Ga aan de kant!’ begon Sophi weer, die een kamerplant te pakken had.
‘Alle plaatjes die je ziet op een tv, worden samengeperst door een kabel. Niet alleen het tekenfilmpje waar je nu naar kijkt, maar ook alle andere zenders. Dus terwijl je denkt dat je naar een cartoon zit te kijken op zaterdagmorgen, zie je ook het nieuws uit Engeland, een kookprogramma, een film die uitgezonden wordt op België, reclame voor schoonmaakmiddelen en alles wat er maar door die kabel wordt gestuurd.’
‘Dat is echt onzin!’ riep Sophi. ‘Je ziet toch alleen de zender die je indrukt op de afstandbediening?’
‘Precies, maar omdat je het niet ziet, betekent natuurlijk niet dat het er niet is! Als ik een radio aanzet ontvangt die onmiddellijk alle zenders die hier in de lucht zijn. Maar omdat je nu niets hoort, betekent toch niet dat er nu geen radiostralingen zijn? Toch?’
Ik knikte langzaam.
‘Zo is het ook met televisie. Als je dat ding aanzet beginnen direct de programma’s te stromen. Gewoon de kamer in, zonder dat je er ook maar iets van hoort of ziet. En al die programma’s en films en muziekclips gaan recht door je heen!’
Mevrouw Anka liep naar haar kamer en kwam terug met een groot boek. Ze bladerde door het boek op haar schoot en sloeg het open bij een röntgenfoto zoals ze in het ziekenhuis maken.
‘Dit is de schedel van een negenjarig kind. Ongeveer zo oud als jij bent dus, Sophi. Zie je wat een dun schedeltje dat kindje heeft? Zie je hoe ontzettend weinig er tussen jouw hersentjes zit en de straling van de buitenwereld? Niet dikker dan een ei.’
Ze legde haar hand op mijn hoofd en ik voelde haar nagels in mijn hoofdhuid krassen. Het kippenvel stond op mijn armen, langzaam sloeg ze de bladzijde om.
‘En dit zijn de hersenen van een Amerikaans kind, dat zeven uur per dag televisie heeft gekeken.‘
Sophi sloeg haar hand voor haar mond en keek met grote ogen naar de foto. ‘O gatverdamme! Is dat echt?’
Het was een doodgewoon ontbijtbord met daarop hersenen. Ik denk niet dat ik ooit zoiets smerigs heb gezien. Het leek een mislukte grijze pudding met allemaal bulten en adertjes.
De nennie tikte op de foto. ‘Zie je die bruine vlekjes? Dat zijn brandgaten. Tegenwoordig zijn er zoveel programma’s op televisie dat de beelden door je huid en hoofd en haar rechtstreeks in je hersenen branden. Als je een goede microscoop had, kon je zelfs zien welke programma’s het waren. Ze boog zich voorover om de foto beter te kunnen bekijken.
‘Wie zal het zeggen? Misschien was het een cartoonkanaal of gewoon een televisiefilm. Misschien waren het herhalingen van the A-team die dit kindje uiteindelijk zijn hersenen kostten. Het is te klein om te zien; misschien was het Pokémon wel of Sesamstraat. Tekenfilms waarschijnlijk…’ glimlachte Anka terwijl ze het boek met een klap dichtsloeg. Sophi trok haar hand net op tijd weg.
Anka veegde de pootjes van de dalmatiër van de tv en keek me aan. ‘Je merkt het pas als het al veel te laat is en je brein eruit ziet als een aangebrande kipnugget.’
‘O, gatver…’
‘Daarom moet de televisie weg. Sophi’s problemen op school komen waarschijnlijk door de televisie. Je zult zien, na een week voel je je een stuk beter. Snap je dat ik dit voor jullie doe? Snap je het Sophi?’
De kinderen in de Kaukasus.
Ik zat aan mijn bureau en probeerde de extra moeilijke dubbele looping aan elkaar te lijmen met secondelijm. Ik merkte niet eens dat Sophi mijn kamer binnenkwam.
‘Aran?’ toeterde ze plotseling in mijn oor.
‘Wat? Kun je niet kloppen ofzo?’ zei ik geschrokken.
‘Nee, kan ik niet. Aran, die nennie van jou verkoopt onze televisie! Echt, ik weet het zeker! Eerst vertelt ze dat je dood gaat door de straling en een dag later verkoopt ze de tv. Nennie verzint maar wat om geld te verdienen. Ze besteelt ons, Aran! Schiet nou op!’
Op datzelfde moment trok ze aan een hendel van mijn bureaustoel zodat ik achterover viel. De leuning schoot zo hard achterover dat mijn hoofd bijna de grond raakte. Ik had geen tijd om haar te slaan want ze sleurde me mee de trap af naar de woonkamer. De buizen kleefden nog aan mijn vingers. De deur stond op een kier.
‘Kijk, ze heeft jouw laptop, zie je dat?’ fluisterde ze. Ik herkende de website waar je dingen kon verkopen. Mevrouw Anka kwam de kamer binnen. Sophi drukte de tweede telefoon tegen mijn oor zodat ik het gesprek af kon luisteren.
‘Nee hoor, het is het laatste model, afstandbediening, DVD. Alles erop en eraan,’ hoorde ik Anka zeggen. Ik drukte me tegen de muur als een inbreker. Sophi stond op haar tenen om mee te luisteren.
‘Ik verkoop hem voor het goede doel, de kinderen in de Kaukasus. Die hebben niet eens televisie wist u dat?’
‘De Kaukasus?’
‘Ja, kijk maar eens verder op de site. Ik heb nog een heleboel andere advertenties. Trouwens, heeft u kinderen?’
‘Ik heb een zoon, hoezo?’
‘Ik heb nog een heel stel robots staan. Zo goed als nieuw en voor 25 doe ik ze bij de televisie in de doos!’
Sophi keek me vernietigend aan en grijnsde vals. ‘Ze verkoopt die domme Transformers van je Aran! Voor het goede doel!’
Ik zei niets en graaide de telefoon uit haar hand om het gesprek beter te kunnen verstaan. En opeens zag ik dat er al heel wat spullen uit de huiskamer verdwenen waren. Het schilderij boven de bank was weg, een paar potten misten en ook het potje met zilveren theelepeltjes was verdwenen. Ze had zelfs een oude stoel verkocht! Ik beet op mijn lip en keek naar Sophi. Ze had gelijk, onze nennie bestal ons en verkocht de spullen voor haar familie in de Kaukasus!
‘Een goed doel dus,’ zei de man. ‘Nou als ik een beetje kan bijdragen dan vind ik dat prima. Wanneer stuurt u hem op?’
‘Vrijdag,’ antwoordde mevrouw Anka snel. ‘Elke week verstuur ik een heleboel spullen naar de kinderen in de Kaukasus en als morgen het geld op mijn rekening staat, heeft u hem zaterdag in huis.’
Sophi schopte tegen mijn enkels. ‘Zie je nou wel? Dat mens liegt, ze steelt mijn tv om hem te verkopen voor de arme kinderen in Afrika. En zowaar ik Anapeter heet, vanaf vandaag is het oorlog. En voor de zon vol is, is ze hier weg. Ik zweer het op mijn eigen graf!’ Ze maakte een ‘V’ van haar vingers en spoog op de vloer.
Wat de pot schaft
‘Wanneer komt Geert weer terug?’ vroeg Sophi de volgende avond tijdens het eten. Ze staarde strak naar haar bord. Anka stond naast me en stak een grote pollepel diep in de pan. Handig kwakte ze een grijzige berg op mijn bord. Ik dacht aan de foto van de hersenen die ze had laten zien en ik slikte ongemakkelijk. Sophi schoof haar bord van zich af en stak haar vork in de brei.
‘Ik houd niet zo van die aardappelen…’
‘Dit zijn geen aardappels,’ zei de nennie nors. ‘Het zijn Kaukasische knollen. Ze zijn heel voedzaam, kosten bijna niks en na een tijdje smaken ze heel lekker.’
‘Papa laat altijd pizza komen,’ zei Sophi zacht. ‘En mama…’
‘Eet je bord leeg,’ zei de dame dreigend.
Sophi veegde kwaad het haar van haar voorhoofd. ‘Ik heb die prut gisteren al gegeten en de dag ervoor en de dag ervoor. We eten elke dag hetzelfde, ik wil nu wel eens iets anders!’
De nennie haalde diep adem en kneep haar donkere ogen tot spleetjes. Ze boog zich dreigend over de tafel en keek ons een voor een aan.
‘Eet je bord leeg en wees blíj dat je eten krijgt!’
‘Ik bén niet blij en ik eet geen bloembollen!’ zei Sophi.
‘Ondankbaar kind! De kinderen in de Kaukasus hebben niet eens elke dag te eten!’
Sophi sprong op van tafel. Haar stoel viel om en ze smeet haar bord met volle kracht door de keuken. De klodders vlogen tegen de muren. ‘Ik moet kotsen van die knollen van je! En als je nog één keer over die kinderen van je Kouwezus begint… Ik zweer dat ik explodeer en dat je mijn hersenrestjes van de keukenkastjes kan krabben.’
Mevrouw Owcharka ging zitten. Ze keek lang naar het plafond en we zagen hoe een grote klodder knol langzaam over de lampenkap naar beneden gleed. Het was een klont zo groot als een sneeuwbal. Hij gleed sneller en sneller en klampte zich op het laatste moment vast aan de rand van de lampenkap.
‘Goed dan,’ zei mevrouw Owcharka zacht en de bal brei flatste op de tafel uit elkaar.
‘Goed dan, ik zal jullie vertellen over de plek ik vandaan kom,’ zei ze. ‘Ik ben geboren in de Kaukasus, in een dorpje dat Pretzinawalscha-Omerotscha-Wadipanka heet.’
‘Handige naam zeg.’
‘Ik leg het uit, omdat jullie dan misschien begrijpen hoe goed jullie het hebben. Jullie zijn verwende, vervelende kinderen.’
‘Wat je zegt ben je zelf…’ zei Sophi.
‘In mijn dorp hebben kinderen geen eigen kamer. Een televisie hebben ze nog nooit gezien en computers kennen ze niet.’
‘…met je kop door de helft. En je kop in je kont, zo ga jij de wereld rond.’ ging Sophi verder.
De nennie keek haar aan met fonkelende ogen. ‘Ze hebben geen speelgoed, alleen wat ze zelf kunnen maken. Toen ik zo oud was als jij heb ik een schaakspel gemaakt van mijn eigen teennagels.’
‘Gadverdamme, ik haat schaken!’ mopperde Sophi.
‘En toch klagen ze niet… ‘ ging Anka verder. ‘Ze spreken met twee woorden en vereren hun moeder alsof het een koningin is.’
Anka zuchtte. ‘Ik wil dat je begrijpt dat je verwend bent. Ik wil dat je begrijpt hoe zwaar de kinderen in de Kaukasus het hebben. Misschien dat je dan wat dankbaarder bent. De kinderen in de Kaukasus hebben altijd honger. Ikzelf kreeg eens in de twee weken te eten. De ene week kregen we ontbijt en de week erna het avondeten. De lunch sloegen we meestal over.’
‘Wat een onzin.’
‘Dacht je dat we niet vaker wilden eten? Er was niet meer te eten. Ze zeggen dat de maan vruchtbaarder is dan de sneeuw in de Kaukasus. Het enige dat eetbaar is, zijn de kraaien die nesten maken in de bergen. Magere, zwarte vogels waarvan het vlees zelfs na het koken nog koud is. De rest van het jaar eten we alleen de langharige knollen die groeien onder de sneeuw.’ Ze wees naar de pan.
‘En die dozen in de gang, zijn die voor uw familie?’ vroeg ik.
Mevrouw Anka knikte. ‘Deze knollen zijn heel goedkoop, en het geld dat we sparen, stuur ik naar de Kaukasus. Elke twee weken een zending. Dat is alles wat ik nu voor hen kan doen. Ik kan hen eten sturen. Ik kan hen wekkers sturen zodat ze iets hebben om naar te luisteren als het donker wordt. Maar ik kan ze niet hun angst laten vergeten. Er zijn dingen die erger zijn dan honger.’ Ze rilde.
‘Is het daar oorlog dan?’ vroeg Sophi die per ongeluk ook wel eens een ander programma dan tekenfilms keek.
Mevrouw Owcharka schudde langzaam haar hoofd. ‘In de winter, komt in de Kaukasus de zon niet boven de ijzige pieken uit. Dan is het donker in de dorpen. De uren lijken een dag te duren en de minuten rekken op als een postelastiek. Tien maanden lang is het winter en de andere twee maanden is het herfst. En als het donker wordt…’ ze boog voorover en haar ogen glinsterden. Ze keek om zich heen alsof ze een duister geheim vertelde. ‘Als het donker wordt…’ fluisterde ze. ‘Dan komen de wolven!’
‘Wolven? O nee toch, écht? Dat heb ik gezien op tv!’ zei Sophi.
Anka keek haar verbaasd aan. ‘Heus?’
Sophi knikte. ‘Ja! ’s Nachts komen de wolven… en die blazen en puffen dan net zo lang tot je hutje instort of niet soms?’ Ze proestte van het lachen.
De nennie keek haar aan en het was of haar gezicht bevroor. ‘Maak maar grappen jij! Dit zijn geen gewone wolven.
Het zijn mannen in lange grijze jassen die in het donker door de dorpen dwalen. En als die mannen dat willen, veranderen ze in een wolf. En die wolven gaan in troepen de huizen langs. Soms kun je ze buiten horen sluipen door de sneeuw. Je kunt ze in het bos horen janken en hardop lachen als ze hun prooi te pakken hebben. Je kunt ze horen hijgen als ze rennen door het duister. Dorp na dorp, deur na deur. En je kunt je niet verstoppen voor de wolven. Altijd vinden ze hun prooi.’
De nennie was even stil. Plotseling pakte ze Sophi’s pols vast: ‘Ze jagen op kleine meisjes! Meisjes die zo oud zijn als jij!’
Sophi trok haar hand los, geschrokken blies ze haar haren uit haar ogen. De nennie was bleek en keek naar het plafond waar een grote klodder knol hing. Haar vingers trilden. Sophi keek me peinzend aan. Het was dezelfde blik als ze had als ze een idee had voor een tekening of een stripverhaal. Het was dezelfde blik die ze had toen ze het idee had om vuurwerk onder de stoel van haar juf te verstoppen. Ze had een idee!
‘En wat gebeurt er als ze een meisje te pakken krijgen?’ vroeg Sophi terwijl ze me strak aankeek. En ik ben ervan overtuigd dat ze toen bedacht wat ze zou doen met haar nennie. Als het om dit soort plannen ging, was ze heel slim. En ik wist ook dat het niet lang zou duren voor ze haar plan uit zou voeren, want geduldig was ze niet.
‘Wat erg zeg, voor de meisjes in de Kaukasus…’ zei Sophi. ‘Vertel nou verder!’
Anka haalde haar schouders op. ‘Ze stoppen de meisjes onder hun jas. Mensen zeggen dat de wolven de meisjes verkopen aan dikke Chinezen.
‘Dikke Chinezen?’ Ik dacht aan het restaurant verderop in de straat.
‘Jij bent geen meisje Aran, houd je kop!’ zei Sophi.
De nennie knikte. ‘Mij hebben ze niet te pakken gekregen, maar lang geleden hebben ze mijn spoor geroken. Al smelten de hoogste bergen, nooit verliest een wolf je spoor. Elke dag ben ik bang dat de wolven me komen halen. Elke dag kijk ik onder mijn bed. Daarom doe ik als er gebeld wordt niet open. Ik ben geen meisje meer en misschien is mijn geur veranderd. Misschien ben ik wel te oud om te verkopen. Maar ik weet dat wolven geen geuren vergeten. Ze hebben me geroken en ik ben van hen. Er komt een nacht dat ze voor me staan, in hun lange jassen.’ Haar hand greep naar een hangertje dat om haar nek hing. Het was een klein klokje van zilver dat zacht rinkelde tussen haar trillende vingers. Snel kuste ze het klokje alsof het geluk zou brengen.
Verhaaltjes
‘Lang geleden heeft mijn moedertje de mannen in de lange jassen het dorp in zien komen. Ze wist wat dat betekende en heeft mijn zusje en mij meegenomen naar een hut in de bergen. Ze kende een plek zo hoog dat de kraaien er niet kunnen komen. Zo koud dat er zelfs geen knollen groeien onder het ijs. Negen dagen en negen lange nachten bleven we daar. Toen waren het hout en het eten op. Mijn moeder heeft haar geweer gepakt en heeft ons achter gelaten.’
‘Arme Anka…’ fluisterde Sophi. Verbaasd keek ik naar mijn zusje die haar hoofd tegen de schouder van de nennie legde. Ik slikte en begreep niet waar ze mee bezig was. Had ik me vergist? Maar toen knipoogde ze naar me, zonder dat de nennie het kon zien. ‘En toen, Anka?’ Ze stak zelfs haar duim in haar mond als een klein meisje.
Anka glimlachte vertederd. ‘Wil je dat ik verder vertel?’ Sophi knikte. ‘Mijn zusje Elena en ik lagen samen in bed. En het vlammetje van de kaars werd kleiner en kleiner tot het gekrompen was tot een gloeiend stuk lont. En het was alsof een reusachtige wolf zijn bek om ons sloot. Ik lag zonder te bewegen, met mijn ogen dicht. Want met mijn ogen dicht was het nog net iets lichter dan in de kamer.’
Haar hand grabbelde in het haar van mijn zusje alsof ze iets zocht. Haar lip trilde van angst. ‘En ik luisterde, en ik hoorde het ritselen van de sneeuw op het dak. Ik hoorde in de verte mannen lachen en het kraken van voetstappen in de diepe sneeuw…En ik hoorde ik de wolven huilen. Ik hoorde ze hijgen ver weg en dichtbij. Was mijn moedertje er maar met het geweer! Ze kon schieten als de beste en ze zou de huid van hem afstropen en bij de haard leggen. Alles zou goed komen en Elena en ik zouden samen spelen met de pluimen op zijn oren.
‘Oh Elena, het was zo eng…’ rilde de nennie. Ze greep Sophi’s hand en streelde haar vingers.
‘Elena?’ vroeg ik, maar Anka hoorde me niet.
‘Weet je nog, Elena?’ fluisterde ze.
Sophi beet op haar lip om niet te lachen. ‘Natuurlijk Anka, natuurlijk weet ik dat nog!’
Anka kneep haar ogen dicht. ‘Weet je nog hoe de klink rammelde en hoe hun nagels krabbelden aan de deur. We hoorden ze hijgen en liegen bij het raam. “Doe eens open, het is hier zo koud…” Je stak een lucifer aan en schaduwen dansten als donkere duivels over de houten muren van de hut. Je rende naar de deur. Waarom deed je open? Waarom?’
Ze schudde haar hoofd langzaam heen en weer. Het was alsof ze in een soort trance was. Sophi knipoogde naar me en streelde de hand van de nennie. Wat was haar plan?
‘Vertel nou verder, Anka…’ zei Sophi zacht. ‘Vertrouw me alsjeblieft…’ Ze deed alsof ze moet kotsen, maar Anka had haar ogen dicht en fluisterde iets in een vreemde taal.
‘Ik heb me verstopt in de schoorsteen. En plotseling waren ze binnen. Een roedel mannen met harde stemmen, met grote laarzen. Ze roken naar drank en zwarte sigaren. Ik heb niet gezien hoe ze Elena mee namen, want ik klemde mezelf in de schoorsteen vast. Ik wachtte en huilde tot de wolven mij zouden vinden. En ik hoorde ze snuiven omdat ze wisten dat er nog een meisje was.
‘Oh Anka!’ zuchtte Sophi die haar tong uitstak naar mij. Haar ogen schitterden valser dan een ratelslang.
‘In die schoorsteen heb ik gewacht tot ik een maand niets meer hoorde. Ik klemde me vast tot de sneeuw was gedooid en alle sporen verdwenen waren. Vijf weken lang zat ik klem in die gruwelijke schoorsteen. Ik leefde alleen van de sneeuw en wat as die ik van de stenen schraapte. Een enkele keer at ik een spinnenweb, maar slapen deed ik niet.’
‘En toen?’ vroeg Sophi.
Tranen stroomden over de wangen van de nennie. Ze beefde alsof ze koorts had. ‘Elena was verdwenen, alleen haar kettinkje lag bij de open deur. En sinds die dag heb ik niet meer geslapen. Ik ben niet meer gegroeid en mijn haar is kort gebleven. Toen ik die lente vluchtte, heb ik gezworen dat ik alle kinderen van de Kaukasus zou beschermen. Ik heb gezworen alle meisjes op de wereld te redden, want elk moment kunnen de wolven komen. Elk moment kunnen ze komen. Ieder moment dat ik hen juist niet verwacht.’
‘Wat afschuwelijk voor u Anka, ik beloof dat ik nooit meer Chinees zal bestellen,’ zei Sophi en ze schopte me hard onder de tafel.
‘Gelukkig hield ik toch al niet zo van saté,’ mompelde ik terwijl ik haar verbaasd aankeek.
Leugens
‘Ik geloof er helemaal geen ene mallemoer van,’ zei Sophi. ‘Geen sikkepit.’
We zaten op mijn kamer en ik probeerde twee buizen aan elkaar te maken zonder mijn vingers vast te lijmen. Beneden hoorde ik de telefoon. Ik hoefde niet naar beneden te sluipen om te weten dat Anka op dit moment iets aan het verkopen was. Ik keek om, Sophi hing ondersteboven aan het bovenste bed. Ondersteboven denkt ze beter, zegt ze.
‘Ik geloof er niks niemendal, nichts, nada, niente van en ook zoiets in het Frans,’ zei Sophi. Ze zwiepte heen en weer zodat mijn bed kraakte. ‘Nakkes, noppes, noente, niergendwie. Ze liegt en bedriegt en ik geloof niets van wat ze zegt. Ze praat poep.’
Met mijn tong tussen mijn tanden probeerde ik het druppeltje lijm tussen de buizen te krijgen. Het bed kraakte en mijn bureaulamp trilde. Sophi bungelde als een aap aan mijn stapelbed.
‘Dat mens is gek met een lepel in haar bek…’
‘En een vork in haar kont…’ vulde ik aan zonder mijn ogen van mijn werk te halen.
‘En zo gaat zij de wereld rond! Dat mens is geschift, Aran. Nennie denkt dat ze achtervolgd wordt door wolven in lange jassen. Ze heeft de televisie verkocht en elke avond eten we die smerige natte kattenkots.’
Ik draaide me om. ‘Je deed anders wel héél lief tegen haar toen ze over die zus van haar vertelde,’ zei ik nors. ‘Zal ik je voortaan Elena noemen?’
Sophi knikte. ‘Dat is een goed idee! Vanmorgen heb ik mijn haar geknipt.’ Ze trok een gezicht alsof ze knollen gegeten had. ‘En vanmiddag maak ik een legpuzzel van mijn teennagels en ik heb ook al heel veel speelgoed van jou op internet gezet.’
‘Wat?’ riep ik.
‘Je bent zo ondankbaar, Aran. De kinderen in de Kaukasus…’ zei ze met de stem van de nennie.
‘Je bent geschift. Nou weet ik het zeker. Jij bent gek, met een lepel in je bek.’
Sophi keek me met felgroene ogen aan. ‘Nou en of! Dit maakt allemaal deel uit van een gruwelijk plan, let maar op! Maar jij moet me helpen…’
Ze maakte ze een soort handstand en liet zich op de vloer vallen. Toen pakte ze mijn laptop.
‘Eerst vragen!’ zei ik.
Ze stak haar middelvinger op en ging met de laptop op de grond liggen.
‘Aran? Hoe heette die dame van de gemeente van wie we zo nodig een nennie moesten?’
‘Pauline Westerveld, maar je waagt het niet om haar te bellen!’
Sophi sprong op en rende naar beneden. Even later stond ze weer naast me met de telefoon in haar hand. Ze toetste een nummer in en ze glimlachte lief naar me. Handig ontweek ze de rol plakband die ik naar haar hoofd gooide.
‘Ja, u ook een heel goede middag mevrouw. Ik vroeg mij af, kunt u mij doorverbinden naar mevrouw Westerveld van Jeugdzaken… Pauline Westerveld inderdaad, vriendelijk bedankt!’
En opeens klonk ze als een keurig opgevoed meisje dat precies weet hoe het hoort. Als een Amerikaans kind dat getemd is door de nennie. Juist daardoor was Sophi zo verraderlijk als ijs van één nacht. Ze wist precies hoe ze volwassenen het idee moest geven dat ze het liefste meisje van de wereld was. Ik wist wel beter.
‘Wat flik je nou weer?’ siste ik kwaad.
‘Hallo mevrouw Westerveld, u spreekt met Sophi…’ Haar ogen schitterden toen ze me aankeek.
‘…Precies, de dochter van Geert… Nee hoor, we zijn juist reuze blij met haar. We mogen haar nennie Anka noemen omdat ze een beetje gekke naam heeft!… Of we klachten hebben over haar? Klachten over nennie Anka? Juist niet, ze kookt heel lekker en ze is ook heel lief voor de kinderen in de… Ja precies, de Kabalus!’
Verbijsterd keek ik haar aan. Haar stem klonk als een meisje van zes.
‘…Ja hoor, Aran is ook echt super blij met haar hoor, maar dat is een jongen… Precies, jongens zijn soms een beetje gesloten… Moeilijk met gevoelens, inderdaad.’ Ze stak haar tong naar me uit. ‘Ik heb nu al het gevoel dat ze een echte moeder voor ons is!’
Het klonk zo geloofwaardig dat ik er koude rillingen van kreeg. Was er iets in haar hoofd geknapt waardoor ze plotseling gek geworden was? Zouden het toch de cartoons zijn, die haar hersens verbrand hadden?
‘Ik bel eigenlijk omdat ik u wil bedanken. Aran en ik vinden het zo fijn wat u heeft gedaan. Ik wil graag een spreekbeurt doen over u. Ja, omdat u altijd kinderen helpt. Ik wil later ook worden wat u bent. Kan dat?’
Het was alsof ik de dame van de gemeente hoorde spinnen als een poes. Vanavond zou ze aan al haar vriendinnen vertellen dat die kleine roodharige Sophi een spreekbeurt wilde doen over haar. En dat na al die problemen op school!
‘Echt? Nou super! Kunt u misschien wat dingetjes opsturen van uw werk? Misschien een folder, of wat van dat mooie papier waar jullie brieven op schrijven?… Super zeg! Ik vind het echt àlles wat u doet geweldig!’ En met een blik alsof ze een voetbalwedstrijd had gewonnen hing ze op. Triomfantelijk blies ze haar haren uit haar ogen en keek me aan.
Op school moesten we elk jaar een IQ-test doen zodat ze wisten hoe slim je was. De uitslag bleef geheim omdat cijfers niet belangrijk waren, zeiden ze. Alleen de uitslag van Sophi was bekend omdat ze bij elke vraag had ingevuld: “Weet ik wel, maar zeg ik niet.” Ik denk dat mijn IQ een van de hoogste scores van de klas was. En juist daarom vond ik het extra vervelend dat ik niet achter het plan van mijn klein zusje kon komen.
De brief van de burgemeester
Een paar dagen lang gedroeg Sophi zich voorbeeldig. Tevreden maakte Anka aantekeningen in haar map toen Sophi hielp met knollen schillen. Ze had haren gekamd en hielp haar nennie zelfs met het vullen van dozen voor het goede doel. Ze verkocht een stapel van mijn speelgoed en zelfs op school had ze zich zo goed gedragen dat ze maar tien minuten na hoefde te blijven.
Op woensdag kwam ze mijn kamer binnen.
‘Kijk eens wat ik voor je heb, broertje? Van de gemeente, afdeling Jeugdzaken. Met de groeten van mevrouw Pauline Westerveld.’
Ik keek Sophi vragend aan en met een triomfantelijk gezicht gooide ze een stapel papier op de grond. ‘Dit hier Aran, is het schrijfpapier van de gemeente. Leeg en onbeschreven. Met deze papieren en jouw computer kunnen we mensen een huizenhoge boete geven omdat ze een dikke kont hebben. We kunnen de buren een brief schrijven dat ze vanaf vandaag in een roze biggenpak rond moeten lopen. Of we kunnen de school laten sluiten omdat het er naar geschiedenisboeken stinkt. We kunnen mijn juf ontslaan omdat haar tanden scheef staan. De mogelijkheden zijn eindeloos!’
Het briefpapier zag er heel officieel uit, met bovenaan een wapenschild van de stad en rechts een heleboel telefoonnummers. Zelfs het nummer van de burgemeester stond erbij.
‘Wanneer moet je je spreekbeurt houden?’ vroeg ik.
Sophi liet zich achterover vallen en kreunde alsof ze levensgevaarlijk gewond was: ‘Oh Sophi, jouw broertje is zo slim, hoe komt het dat jij zo dom en vervelend bent? Ja, je broertje is zó intelligent!’
Ik gaf haar een klap en ze hield op met gillen.
‘Er is geen spreekbeurt slimmerd. En ik ga ook geen spreekbeurt houden, ik doe helemaal niks. Niks behalve op mijn rug liggen en slim zijn. Terwijl jij aan het werk bent, geniet ik er gewoon van dat ik de aller-slimste, aller-bruutste en aller-gemeenste meid op deze aarde ben.’
Ze stond op en liep naar mijn bureau. Ze zette de computer aan en legde de papieren van de gemeente in de printer.
‘Dit is mijn plan, dus jij moet me helpen. Jij gaat achter de computer zitten en jij gaat een brief schrijven. Een brief met moeilijke woorden alsof hij van de gemeente komt. Zoek maar op internet. Gewoon knippen en plakken alsof je een werkstuk maakt voor school. Geen plaatjes, dat doet de gemeente niet denk ik. Maar het moet de volwassenenste brief zijn die je ooit geschreven hebt. En die brief is gericht aan de weledelgestrenge mevrouw dokter Anka Poetsjelanka of hoe ze ook maar mag heten.’
Ze draaide dertien rondes met mijn bureaustoel en grijnsde. ‘Morgen, broertje, nemen we wraak omdat dat die nennie mijn tv gestolen heeft. Morgen maak ik haar zo bang dat spijt heeft dat ze vandaag geademd heeft.’
‘Wat heb je dan bedacht? Je hebt zelfs je haren gewassen!’
‘Inderdaad Aran, met shampoo én crèmespoeling. Dat had ik er wel voor over! Ik moet toch precies weten waar zij bang voor is? Ik moet toch precies weten wat haar grootste angst is? En daarom heb ik met haar gepraat en haar geholpen met de kinderen in de Karkassus. Ik laat haar aan mijn haren frutselen en heel soms noemt ze me zelfs als Elena.
En natuurlijk moet ik daarvan kotsen, maar ik had het nog wel een week volgehouden als dat nodig zou zijn geweest. Want nu ken ik al haar zwakke plekken. En nu gaan we er samen voor zorgen dat zij uit ons leven verdwijnt. Zodat ik jou daarna net als vroeger weer kan haten. Alles wordt weer normaal, afgesproken?’
Ik dacht aan het muizige vrouwtje dat in een paar dagen ons leven had overgenomen.
‘Doe je mee?’ fluisterde ze geheimzinnig.
Ik knikte langzaam en stak mijn hand uit. Voor ik het doorhad spoog Sophi in haar hand en pakte mijn vingers vast.
‘Zweer het met spuug!’ gilde ze.
‘Gadverdamme!’ schreeuwde ik zo hard ik kon en probeerde haar te schoppen.
Ze stak haar tong uit en lachte. ‘En nu aan het werk!’
Sophi vertelde alleen wat ik in de brief moest zetten die we aan de nennie zouden sturen, verder niets. Eigenlijk ben ik beter in rekenen, maar na twee uur zweten en d’s en t’s controleren, rolde er een heel serieuze brief van de gemeente uit de printer. Terwijl de printer de laatste woorden drukte, kwam Sophi binnen met een halve harige aardappel.
‘Een Kaukasische knol, heel lekker als je eraan gewend bent!’ piepte ze met de stem van Anka.
Ze pakte de brief uit de printer en drukte voorzichtig de knol op het papier. Tevreden keek ze naar het resultaat. Het was verbluffend. In de tijd dat ik de brief schreef, had Sophi een stempel gesneden uit zo’n smerig stuk groente. In spiegelbeeld, want dat moet. En nu was de brief echt compleet met een stempel en het wapen van onze stad. Trots zette ik met een vulpen een vreemde krul die ik geoefend had door de naam van de burgemeester en bekeek het resultaat.
‘Goed?’ vroeg ik.
Sophi las langzaam de brief en beet op een vlecht. ‘Geweldig!’ zei ze.
Dit is wat er in de brief stond.
Geachte bewoners van dit pand, Op last van de Dienst Reiniging en Ongediertebestrijding wil ik graag u aandacht vragen voor het volgende: Ongetwijfeld heeft u via de tv of de krant kennis genomen van de recente droogte, oorlog en hongersnood in de Kaukasus. Ook in onze stad zijn de gevolgen van deze ramp te merken. In de laatste weken zijn er duidelijke aanwijzingen dat dieren de Kaukasus ontvluchten. Deze dieren zijn uitermate hongerig en lopen honderden kilometers per nacht. De Dienst Reiniging en Ongediertebestrijding wil u wijzen op het gevaar dat hierdoor ontstaat. De mogelijkheid bestaat dat in de komende dagen wolven onze gemeente bereiken. We willen u vragen voorzichtig te zijn en ‘s nachts uw ramen en deuren dicht te houden. In de hoop u hiermee voldoende te informeren, De Burgemeester.