‘Mevrouw Joke?’
Hij staat in de deuropening en kijkt naar het raam achter haar. Het is kwart voor zes en de laatste mannen komen uit de kleedkamer, hun haren nat van het douchen. Als de deur open gaat, mengt de geur van ingewanden zich met de vochtige geur van shampoo en aftershave. Vrijdagmiddag. Vanavond zouden ze een voor een hun gezinnen bellen, de minuten opschrijven in het blocnote bij de telefoon. Betrouwbare, harde werkers. Mannen die met zijn twaalven in één huis wonen. Samen werken, koken, wassen. Elke maand sturen ze geldwissels naar Turkije en sparen voor een toekomst hier.
Door het open raam van haar kantoortje hoort ze de mannen lachen. Onverstaanbare grappen, auto’s die moeizaam starten. Ze vult een laatste cijfer in en legt de weekbalans in de la. Samen met haar man is ze eigenaar van GeJo vleesproducten. Zestien man personeel, gespecialiseerd in de verwerking van uiers en longen. Geert regelt het vlees, zij is verantwoordelijk voor de personeelszaken. Ze hebben vrijwel alleen Turken in dienst, Nederlanders maken hun handen niet meer vies. Zelfs niet als ze daarvoor goed betaald krijgen. Turken. Als er in het dorp naar gevraagd wordt, haalt ze haar schouders op, werk is werk. Kleinigheden, daar draait het om. Ze regelt de dokter als dat nodig is, vertaalt brieven en helpt hen met werkvergunningen en verzekeringspapieren. Dat soort dingen. Twee culturen onder één dak. Je helpt elkaar, zo is ze dat gewend.
‘Lekker!’ Riep een van hen haar pas toe, toen ze vroeg naar de worst op zijn brood. De Turken slachten wel, maar eten geen varken.
‘Deze worst is goed, van kippen. Liever Kips leverworst dan gewone leverworst!’ lachte hij, terwijl hij het liedje uit de reclame zong.
Samenwerken is ook beslissen tussen ‘wat niet weet, wat niet deert’, of uitleggen dat Kips niet meer is dan een merknaam.
‘Ga zitten Ҫaglar, koffie?’
Terwijl ze koffie inschenkt uit de thermoskan kijkt ze naar Ҫaglar die ongemakkelijk aan de zitting van de stoel pulkt. Ze zou vragen stellen omdat hij anders zijn koffie op zou drinken, op zou staan en haar een prettig weekend zou wensen. De vraag moest als vanzelf gesteld kunnen worden. ‘Nog een paar weken, dan heb je vakantie. Je gaat naar je gezin neem ik aan?’
Hij blaast in zijn koffie en knikt.‘Ja, het is goed om weer bij mijn vrouw te zijn, de kinderen ook.’
‘Is alles goed thuis? Je vrouw zal ook heel blij zijn je weer te zien. Twee jaar is een lange tijd.’
De Turken spaarden hun vakantiedagen, waardoor ze eens in de twee jaar negen weken naar hun gezin konden. ‘Zij is blij mij te zien. Heel blij. Ik ook, na twee jaar houden wij erg veel van elkaar.’
Snel neemt hij een slok koffie en likt zijn lippen. Joke knikt bemoedigend.
‘Is alles in orde voor de reis Ҫaglar? De reis, je papieren, het geld? Geen zorgen?’
‘Geen zorgen.‘
Joke merkt dat hun gesprek zijn vraag dreigt te schampen. Waarom zit hij hier? Zenuwachtig draait hij zich om naar de deur waarachter de laatste van zijn collega’s naar de uitgang lopen.
‘Geen zorgen… Veel liefde betekent veel baby’s.’ Hij kijkt haar verlegen lachend aan. ‘U begrijpt dat, u houdt ook veel van meneer Geert?’
‘Heel veel,’ antwoordt ze voorzichtig.
Ҫaglar knikt tevreden, alsof iets wat hij lang vermoedde bevestigd wordt. ‘Heel veel liefde,’ bromt hij en roert in zijn koffie
Heel veel liefde. Joke schenkt trillend koffie in haar kopje. Haar rug naar het raam. Twee mensen die praten over liefde. Hij ziet zijn vrouw voor zich, twee jaar geleden, een huis in Turkije. Zijzelf ziet de kamer recht boven het kantoortje. Het grote bed, de ramen open om de geur van de dood buiten te houden. Geert’s magere lichaam dat zij zo goed kent. Zijn schouders, de haren rond zijn tepels. Twee volwassenen praten over de liefde. Liefde in woorden die geheime beelden proberen te vermijden. De onwil te beseffen dat degene wiens loon je betaalt, degene tegenover je in de bus, ook die liefde kent. ’s Nachts zweet en kreunt in vocht en passie. Zo moet je je personeel niet zien, zo moet je jezelf niet zien. Ze schudt de gedachte uit haar hoofd.
‘En waarom vraag je dat?’ Ze merkt hoe haar stem bevriest, haar vloeibaar gemoed stolt tot ze weer eigenaar van GeJo is.
‘Elke keer dat ik mijn vrouw zie,’ zegt Ҫaglar, zijn ogen strak op de muur achter haar, ’houden wij veel van elkaar. En elke keer als ik daar ben, komt daarna een nieuwe baby.’ Hij kijkt over de rand van zijn mok naar Joke. ‘U houdt veel van meneer Geert, maar toch heeft u maar twee baby’s. In Nederland hebben vrouwen weinig baby’s. Misschien hebben Nederlandse vrouwen weinig liefde? Misschien… ’
Joke slaat een hand voor haar mond. Haar twee baby’s zijn allang volwassen. Ze voelt een golf van veilige, vriendschappelijke warmte. ‘Ҫaglar,’ ze weet dat ze voorzichtig moet formuleren ‘Nederlandse vrouwen hebben net zoveel liefde als Turkse vrouwen. Er zijn manieren om veel van elkaar te houden en toch geen baby’s te krijgen.’
Ze negeert het knikken van de man tegenover haar.
‘Nederlandse vrouwen slikken een pil waardoor ze wel veel van hun man kunnen houden, maar geen baby’s krijgen.’
‘Een pil? Zo gemakkelijk voor jullie…’
Alle spanning is plotseling uit de lucht en tevreden pakt ze een blocnote uit de bureaulade. ‘Ik zal voor je opschrijven wat je nodig hebt. Met dat briefje kun je naar de dokter en de pillen kun je opsturen naar Turkije. Het is wel belangrijk dat je vrouw nu al de pillen gaat slikken, voordat je thuiskomt. Elke dag één.’ Ze scheurt het briefje af en geeft het aan Ҫaglar die het langzaam aan zichzelf voorleest.
Hij grijnst opgelucht. ‘Geen baby’s, veel liefde.’
De pil werkt niet alleen voor de liberalisering van de vrouw, denkt Joke.
‘Mevrouw?’ Joke knikt. ‘Kunt u misschien nog een paar briefjes schrijven…’ Nu bloost hij.
‘Wij houden allemaal erg van onze vrouw.’